In mijn boek heb ik aandacht gevraagd voor twee met elkaar samenhangende kwesties. In de eerste plaats de smartelijke positie van asbestslachtoffers, die nog steeds in groten getale gebukt gaan onder de dubbele lijdensweg. Met daarnaast het zwaar teleurstellende resultaat van het Asbestinstituut. Om de positie van de asbestslachtoffers structureel en blijvend te verbeteren pleit ik voor het instellen van een wettelijk asbestfonds.
Ik heb welbewust geen suggestie gedaan voor de uitwerking van de structuur en de werkwijze van dat asbestfonds. Omdat ik van mening ben dat die taak primair thuishoort bij de wetgever, d.w.z. regering en volksvertegenwoordiging. Natuurlijk zitten er in mijn boek wel al een aantal aanwijzingen waarmee de wetgever bij het oprichten van het fonds zijn voordeel kan doen. Ik ga er zonder meer vanuit dat de wetgever daar ook serieus naar zal kijken.
Ik ben blij dat de SP haar steun voor het fonds toegezegd heeft en de kar wat dat betreft wil gaan trekken. Het zal geen eenvoudige, gemakkelijke klus zijn, maar wel een opdracht met een grote maatschappelijke betekenis. De geschiedenis van de Nederlandse asbesttragedie leert ons dat voor de totstandbrenging en de instandhouding van een solide slachtoffers-regeling de belangstelling en de steun vanuit de samenleving van het grootste belang is. Ik hoop, en verwacht dan ook dat dit boek daaraan een positieve bijdrage kan leveren.
De ervaringen van het Comité Asbestslachtoffers als belangenbehartiger hebben ons laten zien dat een asbestslachtoffer in zijn eentje vaak kansloos is in zijn gevecht met de veel sterkere tegenpartij. En dat een betrouwbare slachtofferorganisatie het cruciale verschil kan uitmaken. Daarvoor is de steun voor de asbestslachtoffers vanuit de samenleving hard nodig. Dag in dag uit. Jaar in jaar uit.