De afgelopen weken is 'asbest' regelmatig in het nieuws geweest. Zo is de discussie omtrent het verbod op asbestdaken vanaf 2024 volop in gang en is er een voorstelling in het Bossche Theater aan de Parade afgelast wegens het aantreffen van asbesthoudend materiaal. Het meest opvallende nieuws was echter dat er een asbesthysterie in Nederland zou heersen en dat daar een einde aan moet komen. Asbest moet als een normaal probleem worden gezien en er moeten normale oplossingen komen. Direct dacht ik aan de asbestslachtoffers die ik heb bijgestaan en die inmiddels niet meer onder ons zijn. Wat zouden zij van dit nieuws hebben gevonden? En wat te denken van hun nabestaanden? Moeten zij ook 'normaler' doen over het verlies van hun dierbaren?
Aanleiding voor dit nieuws is het pamflet 'Laten we eindelijk normaal doen over asbest' van onderzoeksinstituut Crisislab en het onderliggende onderzoeksrapport 'Inzichten in de omgang met de risico's van asbest'. Hoogleraar Besturen en Veiligheid Ira Helsloot heeft het rapport in opdracht van woningbouwcorporatie Talis opgesteld.
De heer Helsloot en de overige ondertekenaars van het pamflet menen dat de verhouding tussen de kosten en baten van grootschalige asbestsanering scheef is en zij stellen dat goed geïnformeerde burgers zelf soms beter zicht hebben op de risco's van asbest dan de verantwoordelijke bestuurders.
Bij het lezen van de eerste bladzijden van het rapport bekruipt me het gevoel dat het rapport met vooringenomenheid is opgesteld. Alles in het rapport is erop gericht om het gevaar van asbest te kleineren. Bij het zien van de lijst van eerder gepubliceerde artikelen van de heer Helsloot valt het mij op dat hij betrokken is geweest bij een breed scala aan onderwerpen, maar geen van deze eerdere artikelen heeft asbest als hoofdthema. Door het breed uitmeten van het rapport in de media wordt de schijn gewekt dat de heer Helsloot dé deskundige is op het gebied van de risico's van asbest. Hierdoor zullen velen in de veronderstelling verkeren dat het gevaar van asbest allemaal wel meevalt.
Objectieve wetenschappelijke onderzoeken wijzen anders uit. Het gevaar van asbest is groter en reëler dan dat het rapport van Crisislab doet vermoeden.
In het rapport van Crisislab wordt gesteld 'dat het risico van asbest vooral bepaald wordt door cumulatie van asbestvezels in de longen. Het vergt blootstelling aan hogere concentraties gedurende jaren om tot een meetbaar verhoogd risico op asbest-gerelateerde ziekten te komen. Een incidentele blootstelling, zelfs aan hoge concentraties, geeft daarmee een verwaarloosbaar risico''.
Vooral deze stelling stuitte mij tegen de borst. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw staat vast dat er geen veilige drempelwaarde bestaat waarbij de blootstelling aan asbest geen kankerrisico zou opleveren.
Ook in een later rapport van de Gezondheidsraad wordt het gevaar voor kanker aangegeven. In de samenvatting van het rapport is opgenomen: 'Een blootstelling aan asbest die beperkt blijft tot een matige toevoeging aan het in ons land heersende gemiddelde niveau kan al tot het optreden van maligne mesothelioom leiden. In feite is hier geen blootstellingsdrempel aan te geven'. Verderop in het rapport wordt nogmaals op het gevaar gewezen: 'Uit epidemiologisch onderzoek naar het verband tussen asbestblootstelling en de kans op een maligne mesothelioom is gebleken dat er voor het aannemen van een drempelniveau onvoldoende aanwijzing is. Kortdurende blootstelling of regelmatige blootstelling aan lage concentraties asbest is voldoende om die kans te vergroten''.
Oftewel, één asbestvezel kan voldoende zijn om een asbestziekte te veroorzaken.
Nota bene wordt ook in de rechtspraak al jaren aangenomen dat elke blootstelling aan asbest het risico op mesothelioom met zich brengt. Vaak vindt men de volgende overweging terug in de uitspraken: 'Van de ziekte (maligne) mesothelioom is maar één oorzaak – blootstelling aan asbest(vezels) - bekend. Van een relevante blootstelling aan asbest is voor wat betreft het ontstaan van deze ziekte sprake indien de blootstelling tot aannemelijk gevolg heeft dat asbestvezels zijn ingeademd. Voor het ontstaan van (maligne) mesothelioom is, anders dan voor asbestose, niet nodig dat er sprake is van een langdurige blootstelling aan de inademing van asbeststof. Ten aanzien van mesothelioom geldt geen enkele drempelwaarde, behalve nul.
Dat een asbestziekte ook kan ontstaan bij een lage blootstelling aan asbest kan geïllustreerd worden aan de hand van een aantal voorbeelden van asbestslachtoffers.
Zo zijn de verhalen over de huisvrouwen die de werkkleding van hun man uitklopten, op die wijze bloot werden gesteld aan asbest en vervolgens een asbestziekte kregen, algemeen bekend. Floor Driessen, lid van het Comité Asbestslachtoffers, heeft op deze wijze zowel haar oma als haar moeder verloren. Haar opa (eveneens overleden aan een asbestziekte) werkte zijn leven lang in een Eternit-fabriek waar bouwmaterialen van asbest geproduceerd werden. De oma van Floor klopte aan het einde van de werkdag de asbeststof uit de overalls, vaak met behulp van haar dochters. Hierbij werden zowel de oma als de dochters blootgesteld aan lage concentraties asbest en toch is er een asbestziekte ontstaan.
Een ander voorbeeld betreft de vrouw van een brandweerman. De brandweerman werkte in de periode van 1975 tot 1985 in een oude brandweerkazerne. In deze kazerne verrichtten brandweerlieden verschillende werkzaamheden aan diverse voertuigen. Onderdeel van deze werkzaamheden was het onderhoud van asbesthoudende remmen en koppelingen. Deze werden met perslucht schoongeblazen, waardoor er asbestvezels vrijkwamen. De vezels werden op geen enkele wijze afgevoerd waardoor de brandweermannen en andere bezoekers van de kazerne werden blootgesteld aan asbest. Een van deze bezoekers was de vrouw van één van de brandweermannen. Slechts vijf tot tien maal per jaar kwam zij haar man kortstondig een bezoek brengen. Ondanks die onbeduidende blootstelling aan asbest heeft zij toch een asbestziekte gekregen.
Een laatste voorbeeld is een situatie waarin velen zich nu nog kunnen bevinden. Gedurende vele jaren woonde een vrouw met veel plezier in haar huurwoning. In deze woning werden haar kinderen grootgebracht en werd lief en leed gedeeld. De huurwoning moest een plek zijn waar iedereen zich thuis voelde en dus werd er wel eens een vloer vervangen en een schilderij opgehangen. Wat deze vrouw niet wist, is dat er op veel plekken in de huurwoning asbest was verwerkt en dat er door het vervangen van een vloer en het ophangen van schilderijen asbestvezels vrij zijn gekomen. Ook deze vrouw heeft door deze bescheiden blootstelling aan asbest een asbestziekte gekregen.
Bovenstaande voorbeelden laten zien dat ook een geringe en korte blootstelling aan asbest voldoende kan zijn om een asbestziekte te veroorzaken.
Terugkomend op het rapport van Crisislab moet geconcludeerd worden dat dit rapport zand in de ogen van de burgers strooit wanneer het aankomt op het gevaar van asbest. Wat het belang hierbij kan zijn? Kostenbesparing. Saneren is kostbaar. Wordt de 'hysterie' omtrent asbest weggenomen, dan zullen de 'burgers' minder snel van de verantwoordelijken verlangen dat er wordt gesaneerd indien er asbesthoudende materialen worden aangetroffen en treedt er direct een kostenbesparing op. Wie hier belang bij hebben? Onder andere woningbouwcorporaties. Zij bezitten immers nog vele huurhuizen waarin asbest is verwerkt, waardoor zij regelmatig met saneringskosten te maken krijgen. En laat nou net een woningcorporatie de opdrachtgever zijn tot het opstellen van het rapport door Crisislab...
mr. Joyce Matthijssen
Juridisch adviseur Comité Asbestslachtoffers
en advocaat bij het AdvocatenCollectief Tilburg